Zondag 24 december 2017 om 10:00
Zondag 24 december 2017 om 10:00
A Festival of Lessons (door de voorganger) and Carols (gemeentezang met gedeeltelijke ondersteuning van de Cantorij) Lied 452 - Als tussen licht en donker Moment met de kinderen en Lied van het adventsproject: Boek vol verwachting coupletten 1 en 6 Chassidische vertelling – Wanneer begint de dag? Wanneer begint de dag? Zo vroeg een rabbi eens aan zijn leerlingen: ‘hoe je weet wanneer de nacht ten einde is, en de dag begint’. De één zei: ‘dat is wanneer je een hond van een schaap kunt onderscheiden.’ Nee, zei de rabbi. ‘Is het dan wanneer je van verre een dadelboom van een vijgenboom kunt onderscheiden?’ vroeg een ander. Nee, zei de rabbi, het is als je in het gezicht van de mens die je tegenkomt kunt kijken en daarin het gezicht van je broer of je zus ziet. Totdat het zover is, is de nacht nog bij ons. Uit: Martin Buber – Chassidische vertellingen LB441 couplet 1 en 2 Lezing uit Jesaja 40: (naar de vertaling van Alex van Heusden) Stem van een roepende: In de woestijn baan de weg van JHWH, maak recht in de steppe een heerbaan voor onze God. Elk dal zal worden verhoogd, elke berg en heuvel verlaagd, het ruige land wordt een plateau, de bergkammen een vallei. Openbaar zal worden het overwicht van JHWH en zien zal alle vlees tezamen want de mond van JHWH heeft dit woord gesproken. Lied 462 – Zal er ooit een dag Lezing uit Jesaja 11: (naar de vertaling van Alex van Heusden) Een twijg schiet op uit de stronk van Isai, een scheut uit zijn wortels draagt vrucht. De adem van JHWH zal daarop rusten: adem van wijsheid en verstand, adem van overleg en sterkte, adem van kennis en ontzag voor JHWH. Al wat hij ademt is ontzag voor JHWH. Als hij recht spreekt laat hij zich niet bedriegen door zijn ogen, velt hij een vonnis hij gaat niet af op geruchten. Hij zal de behoeftigen rechtvaardig bejegenen, de armen in het land eerlijk beoordelen. Hij zal de aarde slaan met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij ploert en schender. Hij draagt gerechtigheid als een riem om zijn lendenen en trouw als een riem om zijn heupen. Lied 460 – de nacht loopt ten einde Lezing uit Lukas 1 – aankondiging aan Maria: De engel sprak tot haar: Vrees niet, Maria, want jij hebt genade gevonden bij God. Zie, jij zult ontvangen in je buik en jij zult baren een zoon en jij zult roepen zijn naam ‘Jezus’ - JHWH bevrijdt. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd. En geven zal hem JHWH de troon van David, zijn vader; en hij zal koning zijn over het huis van Jakob voor altijd en eeuwig en aan zijn koninkrijk zal geen grens zijn en geen einde. Maria sprak: Hoe zal dat gaan? - Omdat ik met geen man gemeenschap heb. De engel antwoordde en sprak: Heilige Geest zal over jou komen Kracht van de Allerhoogste zal je overschaduwen. Daarom ook zal deze verwekte heilig worden genoemd en zoon van God. En zie, Elisabeth, je bloedverwante, ook zij heeft een zoon ontvangen, in haar ouderdom en die de roep had dat zij onvruchtbaar was - dit is haar zesde maand al. Want ‘bij God zal niets onmogelijk zijn, geen woord’. (Lukas 1,30-37) LB443 - De engel Gabriël Lezing uit Lukas 1 Lied van Maria – Magnificat: (naar de vertaling van Alex van Heusden) Mijn ziel maakt groot de Eeuwige, mijn geest juicht voor God, mijn bevrijder, omdat hij heeft omgezien naar zijn slavin in haar vernedering. Zie, van nu af prijzen mij gelukkig alle geslachten, grote dingen heeft de machtige aan mij gedaan, o ja zijn naam is heilig. En zijn ontferming, van geslacht tot geslacht, komt over allen die hem eerbiedigen. Hij toont de kracht van zijn arm, slaat om de plannen van hun harten de hoogmoedigen uiteen, machtigen haalt hij neer van hun tronen, de vernederde tilt hij op. Hongerlijders zal hij verzadigen, rijken, leeg stuurt hij ze heen. Hij houdt overeind Israël, zijn jongen, hij gedenkt zijn ontferming, het woord dat hij gesproken heeft tot onze vaderen, tot Abraham en zijn nageslacht, voor altijd. LB461 – Wij wachten de koning Lezing Lukas 2: (naar de vertaling van: Alex van Heusden) Het geschiedde in die dagen dat een bevel werd uitgevaardigd door Caesar Augustus: heel de bewoonde wereld moest worden ingeschreven. Deze eerste inschrijving geschiedde toen Quirinius landvoogd over Syrië was. Allen gingen op reis om te worden ingeschreven, ieder naar zijn stad van herkomst. Ook Jozef is gegaan en omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, ging hij uit de stad Nazaret in Galilea opwaarts naar Judea, naar de stad van David die Betlehem wordt genoemd, om te worden ingeschreven samen met Marjam, zijn aanstaande vrouw die zwanger was. Het geschiedde toen zij daar verbleven: vervuld werden de dagen dat zij bevallen moest. Zij baarde haar zoon, haar eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde hem neer in een voederbak omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf daarboven. Er waren herders in die streek. Die nacht in het open veld hielden zij de wacht bij hun kudde. Een engel van JHWH stond voor hen en de heerlijkheid van JHWH omstraalde hen en zij vreesden met grote vrees. De engel sprak tot hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik heb goed nieuws voor jullie, grote vreugde die voor heel het volk bestemd is: ‘Geboren heden in de stad van David uw bevrijder, hij is de messias, de heer.’ En dit is u daarvan het teken: gij zult een klein kind vinden dat in doeken is gewikkeld en ligt in een voederbak. En plotseling geschiedde het dat rondom de engel een legerschare stond van hemelingen zij loofden God en zeiden: Ere zij God in den hoge en vrede op aarde voor mensen van goede wil. Lied 479 – Een lied weerklinkt in deze nacht Kinderen komen terug en vertellen hun verhaal Lied 477 – Komt allen tezamen Romeinen 8: (naar de vertaling van J. van Opbergen) Beste vrienden en vriendinnen, getekend door het verleden en getergd door het verlangen naar toekomst zucht de hele schepping naar bevrijding, de aarde niet het minst. Want dolgedraaid in de kringloop van altijd weer hetzelfde en repeterend – schijnbaar eindeloos – het kwade en fatale, sleept zij zich moeizaam voort naar niets en niemand toe, - een vrouw, op hoge leeftijd, bedrijvig nog maar op retour. En toch leeft in haar de hoop als een kind in haar schoot, een nageboorte die eerstgeborene zal heten, en die zal zijn als de komst van het licht. En daarom zucht de aarde en krimpt ineen als een vrouw die loopt op alle dagen, want het eigenlijke leven, zo voelt zij feilloos aan, is nog steeds in staat van geboorte. En wat de aarde op het lijf geschreven staat, leeft ook in ons die haar bewonen. Want ook wij vergaan soms van pijnlijk verlangen naar het leven dat nog komen moet, naar zo iemand als een toekomstmens. Die mens, het geesteskind van God, roept en ademt in ons allen en wil in meer dan één geboren zijn! Het is de Messias, die smeekt en hoopt in ons, die mens na mens tevoorschijn komt, totdat hij van elk gezicht staat af te lezen, en heel de aarde brengen zal in staat van hergeboorte. Zegenbede Lied 481 - ‘Hoor de engelen’ | ||
terug | ||